12 juli 2022 - Mijn vader
Christa Verboom schreef een levensboek voor Roos Haider, die is geboren in Suriname. Dit is een fragment.
Ik was echt een papa’s kindje, altijd was ik aan zijn zijde. En toen stierf hij ineens, en bleef ik, op vijfjarige leeftijd, alleen achter. Mijn vader is gestorven aan Bylharzia. Net zoals bij malaria gaat het om een mug. Nu zijn er medicijnen voor, maar toentertijd nog niet.
Eenmaal heb ik mijn vader in die tijd heel erg ziek gezien. Met een stapel kussens in zijn rug, kreunde hij de hele avond en nacht van de pijn. Wij sliepen naast elkaar op de matrassen. Ik zat de hele nacht tegen hem aangedrukt, ik vond het zo erg om mijn vader zo te zien. De dag erna ging hij naar de dokter en kreeg hij medicijnen. Misschien waren het ontstekingsremmers, ik weet het niet precies. Achteraf hoorde ik van mijn moeder dat het toen al bezig was.
Later kwam mijn vader thuis van werk en ging naar de wc. Ik was altijd bij hem dus ik zat naast het hokje op hem te wachten. Hij vroeg me de po te halen. Dus ik rende naar mijn moeder voor de po en gaf die vervolgens aan mijn vader. Hij schrok en wist dat het niet goed was; er zat allemaal bloed in.
Gelijk is hij naar de dokter gegaan, die heeft hem direct doorgestuurd naar het ziekenhuis in Paramaribo en toen is hij niet meer thuis gekomen. Nooit meer. Het heel snel gegaan, binnen zeven dagen was hij er niet meer. Hij overleed op 5 november 1956 op drieëndertigjarige leeftijd.
Op een gegeven moment zei de dokter, ‘laat iedereen komen’. Ik wist niet wat er aan de hand was, wat er stond te gebeuren. Ik zat alleen maar op zijn bed, naast hem. Ik hield zijn hand vast.
Mijn vader kende veel mensen dus er kwamen ongelooflijk veel mensen langs, en er werd drie dagen lang uit de koran gelezen, voor zijn zielenrust. Tussen al die mensen was ik gewoon vrolijk. Ik begreep niet wat er gaande was. Ik verbaasde mij vooral over de grote pannen met koffie en thee. Er waren zoveel mensen, en die moesten allemaal eten, dus er werd enorm veel gekookt. Ik heb het nooit aan iemand gevraagd, nooit gevraagd om uitleg, ook niet aan mijn oudere broer. Mijn moeder had heel veel verdriet van de dood van mijn vader, ik denk dat ze ook daarom nooit met me gepraat heeft, dat kon ze gewoon niet aan. Ik vond het heel zielig voor mijn moeder, dat haar man was gestorven. Maar ik geloof erin dat je je maar op één persoon echt kan focussen. Dat is je beschermengel, dat is van wie je houdt. En dat was voor mij mijn vader. Mijn moeder was praktisch, zij waste ons, gaf ons te eten en zorgde voor alles. Mijn vader was liefdevol. Beiden zijn nodig maar er kan er maar één je beschermengel zijn. Die warmte van die man, die voelde ik altijd diep van binnen. Nooit heb ik meer zoveel liefde, zoveel warmte, gevoeld. Bij hem was ik veilig. Altijd. Hij was de enige volwassene waar ik mij ooit zo vertrouwd bij voelde.
Ik ben als kind niet veranderd door de dood van mijn vader. Er kwam juist iets bij. Ik ging vanaf dat moment altijd op zoek naar mijn vader. Mijn lieve vadertje. Toen die man doodging, ging ik op zoek. Tot mijn twaalfde had ik altijd gedacht dat mijn vader wel terug zou komen. Zoveel jaar gezocht. Jarenlang dacht ik, die man komt wel terug. En altijd dacht ik, wanneer komt hij nou toch ’s thuis? Als er iemand trouwde of iemand jarig was, dan mochten we langer opblijven. Die feestjes waren altijd heel gezellig, er kwamen wel zo’n driehonderd mensen op af. Maar die feestelijke gelegenheden hadden ook altijd iets treurigs. Ik wist niet waar mijn vader was dus ik was tijdens die feestjes altijd op zoek naar hem. Tussen die honderden mensen dacht ik hem wel tegen te komen. En dan zou alles weer goed zijn.
Overal waar ik kwam, keek ik, zocht ik. De hele tent liep ik dan door, continue. Mijn moeder werkte altijd op die keuken, en ik, nog maar een kind, was in die drukke mensenmassa op zoek naar mijn vader.
Op een gegeven moment was er een leraar op school die sprekend op mijn vader leek. Een witte huid en zwart haar, met exact dezelfde slag in het haar, maar ook zijn gezicht en lichaamslengte. Hij was het, voor mij. Elke pauze stond ik bij hem, ik liep continue om hem heen te dralen en te dwalen. Hij moest wel gedacht hebben, ‘wat bezield dit kind?’ Ik dacht continue, ‘ziet hij mij?’ en, ‘waarom herkent hij mij niet?’ Ik was nota bene zijn dochter! Ik wilde niet eens na een schooldag naar huis, ik wilde daar blijven, ook al was die man natuurlijk allang met de bus naar zijn huis vertrokken. Een week lang heb ik bij mijn moeder lopen zeuren, ik heb in die tijd zoveel gehuild, ‘mama, papa wil mij niet herkennen’, zei ik dan. Toen is ze één keer meegegaan naar school om te kijken, toen ze hem zag zei ze resoluut, ‘nee, dat is jouw vader niet, kijk ‘s goed, hij lijkt erop, maar dat is jouw vader niet’. Dat was een shock. Hij was mijn vader niet.
Maar waar was hij dan wel? Ik had geen idee wat dat betekende, de dood. Er werd in die tijd zo ontzettend weinig gepraat. En daardoor bleef je als kind onwetend. Ik wist niets, helemaal niets, niemand vertelde mij wat. Had iemand maar gewoon gezegd, ‘hij komt niet meer terug’. Dan had ik niet al die jaren gezocht.
Reacties op Mijn vader
Naam | Bericht |
Reageer op Mijn vader
<<< Overzicht