05 november 2020 - Jeugd in Abadan
Carla Zonneveld schrijft een levensboek voor Reza Soltani. Dit is een fragment.
Mijn naam is Reza Soltani en ik ben geboren in Abadan. Met mijn ouders, zes zussen en twee broers woonde ik in een groot huis aan de Naderisteeg; die lag tussen de Douanestraat en de Pahlawistraat. Het huis had vier kamers, een binnenplaats met bomen en bloemen en een plat dak. Eens in de paar jaar werd daarop een door mijn vader besteld mengsel van klei en stro gelegd. Dat was bedoeld als isolatie tegen de warmte. In Abadan wordt het zomers erg heet en de temperatuur kan oplopen tot 57 graden Celsius. In de winter werd het niet kouder dan 16 tot 18 graden en alleen in het voorjaar regende het, maar dan wel heel hard.
Mijn vader kocht als een van de eersten in 1960 bij ons in de buurt een zwart-wit televisie en vaak kwamen er buurvrouwen met kun kinderen kijken. In die tijd hadden alleen de steden Teheran en Abadan televisie.
Tot ik zes jaar oud was ging ik naar de crèche en toen ik zeven werd naar de lagere school. Ik ging naar de Mehregan jongensschool en mijn zussen naar de Frawardin meisjesschool. Beide scholen waren door de Iran English Olie Compagnie geschonken aan de stad Abadan.
Op mijn lagere school heerste een militaristisch regime, we hadden allemaal kortgeschoren haar en moesten in rijen op het schoolplein staan. Er zaten tussen de 700 en 800 kinderen op school en ongeveer 40 tot 50 kinderen in een klas. De jongens hoefden toen geen uniform meet aan, maar de meisjes wel.
Op mijn eerste schooldag werd ik erg gepest door oudere jongens. Ze pakten mijn schooltas van mijn rug en gooiden die naar elkaar over. Huilend liep ik van de ene naar de andere jongen om mijn schooltas terug te pakken, wat uiteindelijk lukte.
De eerste twee schooljaren kregen alle zeven- en achtjarigen een zak met Amerikaans poedermelk mee naar huis. Ik ben in 1954 geboren, een jaar na de Engels/Amerikaanse coup van 1953 tegen de toenmalige regering van Iran.
De school was ongeveer een kwartier van mijn huis en ik liep er samen met mijn buurjongen Jalil heen en ook weer terug. Op de heenweg liepen we door de Arabische Bazaar en daar kochten we elke dag een theeglas vol met gebrande hennazaadjes. Die deden we in onze broekzak en die aten we op. Sommige jongens schoten die pitten met een lege balpen naar de achterhoofden van de anderen. Als de meester je betrapte kreeg je een klap tegen je hoofd en moest naar buiten op het plein. In de winter was dat koud. Als de meester vond dat je lang genoeg buiten had gestaan, dan riep hij je weer naar binnen. Tegen het einde van mijn lagere school tijd gingen alle kinderen van alle scholen met de bus naar een plein waar de Sjah en Farah Diba kwamen. We kregen een vlaggetje en daarmee moesten we naar hen zwaaien.
Als er geen school was, dan speelden we met buurjongens op straat: voetbal en baseball en een spel dat zeven stenen (haft sang) heette. We stapelden zeven stenen op elkaar en er waren twee groepen. Groep 1 gooide met een bal de stapel stenen omver en liep dan hard weg. Groep 2 pakten de bal en probeerde daarmee de leden van groep 1 aan te tikken, door de bal naar hen te gooien. Een deel van groep 1 moest ondertussen de stapel stenen weer op zien te bouwen.
Reacties op Jeugd in Abadan
Naam | Bericht |
Reageer op Jeugd in Abadan
<<< Overzicht